Wat is dat, BARF?

BARF? Wat? Kun je dat eten?

BARF is de afkorting voor “Bones and Raw Food” of “Biologically Appropriate Raw Food”. Het is een kreet die min of meer gelanceerd is door de Australische dierenarts Ian Billinghurst, schrijver van onder andere het boek “Give Your Dog a Bone”. In Nederland gebruiken wij de term BARF voor het zelf samenstellen van rauwe, verse voeding voor de hond. Zo voeren we onze honden met geschikte rauwe vleesbotten, rauw vlees, rauw orgaanvlees, rauwe gepureerde groentes, eventueel gezonde tafelrestjes en extra’s.

Het is helemaal weggeweest, maar begin jaren ’90 werd het zelf samenstellen van voeding voor de hond “opnieuw uitgevonden”. “Vroeger” maakten iedereen het hondenvoer zelf. Veel hondjes kregen louter tafelrestjes, maar ook toen maakte veel hondeneigenaren een complete studie van hondenvoeding. We zien dat bijvoorbeeld in bijzonder leuke en interessante oude boekjes van Prof. Dr. W.F. Donath (die later Donatin hielp ontwikkelen) en de boeken van Ir. Nic. Dhont. Commerciële voeding (in de vorm van brokjes en blikvoeding) deed nog niet zo gek lang geleden zijn intreden. Dat is pas een jaar of 70 geleden. Daarvoor voerde de mens de hond ook gewoon zelf. Nadat de brok zijn intreden deed, stapte iedereen gemakshalve over op dit fabrieksvoer. Lekker schoon en lekker makkelijk. Maar langzamerhand komt men daar wel een beetje van terug. En vragen steeds meer mensen zich af of dat nou allemaal wel zo gezond is, dat droge fabrieksvoer. Bovendien zitten er vele voordelen aan het zelf samenstellen van voeding. Allereerst beleeft de hond veel plezier aan het eten. En met het eten van vleesbotten en grote lappen vlees moet hij zijn kaken weer gebruiken waarvoor ze bedoeld zijn! Niet alleen geniet de hond daarvan, nog belangrijker is dat zijn tanden en kiezen schoon blijven. Bovendien weet je exact wat je hond eet.

En iedereen kan het leren, het zelf samenstellen. Je moet wel weten wat je doet, wat je moet geven, waarom je het moet geven en hoe je het moet geven. Maar je hoeft geen raketgeleerde te zijn om het te kunnen leren.

Zelfsamengestelde voeding volgens de BARF methode bestaat uit 40% a 50% vleesbotten, 15% a 20% orgaanvlees (inclusief pens), 5% a 15% rauwe gepureerde groentes en de rest spiervlees, vis, zuivel, gezonde tafelrestjes en eventueel voedingssupplementen. Deze percentages hoef je niet iedere dag aan je hond te geven. Want bij BARF is het niet de bedoeling dat je iedere dag een complete maaltijd voorschotelt. Een wolf eet niet iedere dag compleet, een hond hoeft ook niet iedere dag compleet te eten. Wat belangrijk is, is dat de hond gedurende een of twee weken alle hierboven beschreven voedingsmiddelen in deze percentages binnen krijgt. Bij het zelf samenstellen is het wel belangrijk dat er voldoende afgewisseld wordt met vlees en diersoorten. Om alle vitamines en mineralen binnen te krijgen, is afwisseling essentieel en is het de bedoeling dat je tenminste 4 verschillende diersoorten aan je hond voert. Je moet daarbij denken aan bijvoorbeeld een combinatie van kip, rund, lam en vis. Of kip, rund, geit en eend. Meer diersoorten mag wel, minder is onverstandig. Alle vlees en diersoorten bevatten andere vitamines en mineralen en door een goede afwisseling aan te bieden, ben je verzekerd dat je hond van alles voldoende binnen krijgt.

Geschikte rauwe vleesbotten:

Als we praten over geschikte rauwe vleesbotten, dan moet je daarbij denken aan kippennekken en eendennekken voor de beginnende BARF hond. Daarna kunnen ook kippenvleugels, kippenkarkassen, parelhoenkarkassen, hele konijnen, konijnkarkassen, eendkarkassen etc. gegeven worden. Dat zijn de vleesbotten van de zogenaamde ‘kleinere prooidieren’. Veel mensen schrikken wanneer ze lezen dat barfers hun honden kippenbotjes geven. We hebben immers geleerd dat deze botjes scherp zijn, splinteren en het spijsverteringskanaal beschadigen. Dit is een misvatting. Kippenbotjes zijn ongekookt juist zacht en flexibel en worden goed verteerd. Gekookt zijn ze inderdaad gevaarlijk. Als de vleesbotjes van kleine dieren goed verteerd worden, dan kunnen vleesbotten zoals lamnekken, geitenribben en kalfswervels gegeven worden. De vleesbotten van de zogenaamde ‘grotere prooidieren’. Bouw het eten van botten langzaam op want de hond moet de gelegenheid krijgen om er aan te wennen.
Bij het eten van vleesbotten moeten de volgende punten in acht worden genomen:

• Allereerst worden er nooit gekookte botten gegeven! Gekookte botten veranderen van structuur, ze worden hard en gaan splinteren. Gekookte botten kunnen het gebit beschadigen, het spijsverteringskanaal beschadigen en bovendien verteert gekookt bot heel slecht.
• Voer nooit vleesbotten tegelijkertijd met brokjes of blikvoeding. Door de koolhydraten die in brokjes en blikvoeding zitten, wordt het maagzuur minder zuur. En vleesbot heeft juist zuur maagzuur nodig om het bot goed te kunnen verteren.
• Voer geen kale botten (zonder vlees), zeker niet zonder daar een flink portie spiervlees of pens bij te geven.
• Voer geen botten van dragende delen zoals enkels en knieen en poten van ‘grote prooidieren’. Deze botten zijn echt te hard. Dragende delen van ‘kleine prooidieren’ kunnen wel weer aan de gevorderde barf-hond gegeven worden.
• Tenslotte, voer geen botten van grote oudere dieren. Deze zijn te hard, de botten verteren slecht en ze zijn derhalve ongeschikt. Er worden dus wel lamsbotten gevoerd maar geen schapenbotten. En wel kalfsbotten maar geen runderbotten.

Spiervlees:

Spiervlees is het vlees dat voor beweging van het dier heeft gezorgd. Kopvlees valt ook onder spiervlees. Maar ook stukken vlees die de slager ongeschikt vindt voor menselijke consumptie omdat er veel zenen of pezen in zitten: dat vlees is uitstekend geschikt voor de hond.

Orgaanvlees:

Orgaanvlees noemen we bij het zelf samenstellen al het vlees dat niet wordt gebruikt voor het voorbewegen van het lichaam en dus geen spiervlees is. Voorbeelden zijn hart, lever, nier, pens, hersenen, milt, etc. Een hond heeft een combinatie van diverse soorten orgaanvlees nodig. Dus voer niet alleen hart of alleen lever of alleen pens, maar voer gedurende de week zowel hart als lever als pens.

Groente:

Een hond is zelf niet in staat de celwanden van planten af te breken. En dus moeten we de celwanden kapot maken. Dit doen we door de groente rauw te pureren of door de groente te koken. De hond is beslist in staat om voedingsstoffen uit gepureerde of gekookte groente te halen en een klein percentage groente verhoogd de gezondheid. Het levert vetzuren, vitamines en mineralen, sporenelementen en chlorofyl. Voer geen prei en ui want deze zijn licht giftig voor de hond.

Vis:

Een hond is er bij gebaat om voedingsmiddelen binnen te krijgen die rijk zijn aan omega 3 vetzuren. De beste leverancier van omega 3 vetzuur is vette vis zoals zalm, makreel, sardientjes, haring, forel. Als de hond het lust, dan is een keer per week vette vis op het menu beslist aan te bevelen.

Gezonde tafelrestjes en extra’s:

Gezonde tafelrestjes mogen in kleine hoeveelheden aan de hond worden gegeven. Extraatjes zoals een paar rauwe eitjes per week, een schepje zuivel en rauwe nootjes of zaadjes (geen macademia’s, deze zijn giftig voor de hond!) zijn prima om in kleine hoeveelheden aan de hond te geven. Hij haalt daar weer extra voedingsstoffen uit.

Voedingssupplementen:

Het wel of niet geven van voedingssupplementen hangt af van de situatie en de individuele hond. Zo kan een hond die geen vette vis lust baat hebben bij visolie capsules. En zo kan aan een hond met een verminderde weerstand tijdelijk vitamine C gegeven worden (je kunt een Dalmaat beter geen zure vitamines C geven (ascorbinezuur) omdat dit de aanmaak van uraatgruis kan veroorzaken). Maar hier zijn geen strikte wetten en regels voor. In principe bevat een goed afwisselend menu voldoende vitamine en mineralen en is het geven van voedingssupplementen niet noodzakelijk.

Noot: geef geen rauw varkensvlees aan de hond. Er is een (een zeer geringe) kans dat een hond besmet raakt met de ziekte van Aujeszky, Deze ziekte is absoluut dodelijk voor de hond en er is geen genezing mogelijk.

Wanneer je de voorgeschreven percentages voert, wanneer je een uitgebreid pakket geeft van verschillende vleesbot, vlees, orgaanvleessoorten en groentesoorten voert: dan kan er gewoon niets mis gaan! En blijft je hond uitermate energiek en gezond.

Een grote angst die mensen hebben voor het zelf samenstellen van voeding is de calcium/fosfor verhouding. Maar dat is nou het mooie van het voeren van rauwe vleesbotten. Rauwe vleesbotten bevatten van nature de juiste calcium/fosfor verhouding. Zoals de natuur het bedoeld heeft. En zelfs wanneer je een grote hoeveelheid vleesbot zou voeren, zal de hond een teveel aan calcium (en dat geldt ook voor pups) eenvoudigweg uitscheiden via de ontlasting. Dat in tegenstelling tot alle andere onnatuurlijke calciumbronnen.

Wanneer mensen zelf voeding voor de hond willen gaan maken doen ze er verstandig aan eerst wat boeken over het onderwerp te lezen of zich op het Internet te gaan verdiepen in het onderwerp BARF (op Internet is een schat aan informatie te vinden). Dit artikel alleen is niet voldoende om de overstap te maken. Ook moet de hond voorzichtig overgeschakeld worden van een steriele commerciële voeding naar BARF. En deze overschakeling moet met beleid uitgevoerd worden, want een hond die een levenlang steriele voeding heeft gegeten is niet in staat om direct allerlei vleesbotten te verteren.

Alle informatie over het voeren van BARF kun je vinden op het gratis Internet forum: http://www.barfplaats.nl. Je kunt er leren hoe je op verantwoorde wijze over kunt stappen naar zelf samengestelde voeding en je kunt er al je vragen stellen.

© 2008 Lizzy Plat-Coelers.

comments